Wéris

En dan ineens staan daar rond een dorpje in de Ardennen menhirs in het landschap, als grote stenen vraagtekens.

Het land is er ruig, glooiend, doet Keltisch aan. Ingesloten in een netwerk van oude paden en met een kerkje in grijze steen zou Wéris een dorpje in Bretagne of Ierland kunnen zijn. Het ligt in Wallonië, in de Ardennen, niet ver van het toeristenstadje Durbuy. Internationale bekendheid kreeg Wéris dankzij de megalieten in de directe omgeving.

Wie de enorme stenen hebben neergezet en waarom precies, daar kunnen we alleen naar gissen. De Kelten waren het in ieder geval niet, die kwamen pas duizend jaar later naar deze streek. Feit is wel dat de dolmens en menhirs van Wéris keurig staan opgelijnd en dat ze er al zo’n vijfduizend jaar geleden door mensen werden geplaatst.

De beide dolmens zijn graven uit de steentijd, vergelijkbaar met de hunebedden in Drenthe. Naar de betekenis van de rechtopstaande menhirs kunnen we slechts gissen. er zijn geen geschreven bronnen die ons vertellen waarvoor ze dienden. In het Maison des Mégalithes in hartje Wéris krijgen bezoekers uitleg over de culturen en de leefgewoonten in het neolithicum en ook over de manier waarop de stenen geplaatst zijn. Over het waarom blijven vraagtekens bestaan.

Iverix

Diep in het zuiden van België, vlak tegen de Franse grens, ligt een verrassend museum. Een van de pronkstukken is een beeld van de Keltische god Iverix.

De riviertjes Eau Blanche en Eau Noire vloeien samen bij het plaatsje Nismes. Vanaf dat punt heten het ‘Witte Water’ en het ‘Zwarte Water ‘ gezamenlijk de Viroin, die net over de grens in Frankrijk in de Maas uitstroomt. De vallei van de Viroin en de twee bovenstroompjes, de Viroinval, is een van de minder bekende streken van België en dat is zeer onterecht.

Al sinds mensenheugenis wonen mensen in de Viroinval. Er hebben neanderthalers geleefd, en ook in de steentijd en de bronstijd was het gebied bewoond. Al die opeenvolgende culturen hebben sporen nagelaten: van schedels, vuurstenen vuistbijlen en bewerkte botten en geweien, tot ijzeren bijlen en speerpunten.

In het dorpje Treignes hebben de oprichters van het Musée de Malgré Tout een indrukwekkende collectie vondsten uit de streek bijeengebracht. Het voormalige gebouw van een elektriciteitcentrale bouwden ze om tot museum. De naam Malgré Tout (Ondanks Alles) verwijst naar de tegenslagen die zijn overwonnen voordat het museum er kwam.

Een van de hoogtepunten van de boeiende en zeer volledige expositie is een stenen beeld uit de tijd van de Gallo-Romeinen, een Keltisch volk dat rond het begin van onze jaartelling in het zuiden van het huidige België leefde. Uit de inscriptie valt op te maken dat het om de god Iverix gaat. In zijn ene hand houdt hij een pot vast, in de andere een slang. Julius Caesar schaarde de Gallo-Romeinen onder de Belgae, volgens hem waren zij de dappersten aller Galliërs.

Prehistorie

De oudste Belg is een meisje van acht jaar en zeventien dagen oud. Ze leefde ongeveer honderdduizend jaar geleden.

In de grot van Scladina, even buiten het dorpje Sclayn in de vallei van de Maas, vonden archeologen in 1993 resten van een menselijke schedel. De kaakfragmenten en zestien losse tanden bleken toe te behoren aan dezelfde persoon. Onderzoek leerde dat het om een meisje ging.

Vooral de tanden gaven bij onderzoek de wonderlijkste details prijs – hoe lang ze borstvoeding kreeg, bijvoorbeeld, en dus ook haar exacte leeftijd op het moment van overlijden. Ze bevatten bovendien zeldzaam oud DNA. Minder makkelijk is vast te stellen wanneer dit Kind van Sclayn leefde. De dateringen lopen uiteen van minstens 80.000 tot wel 127.000 jaar geleden. Zeker is dat ze hoort tot de neanderthalers. Een reconstructie in het museum van Andenne, een stadje halverwege Hoei en Namen, geeft een idee van hoe ze eruit kan hebben gezien.

Ook in de grotten van Goyet en Spy, allemaal op fietsafstand van Andenne, zijn resten van neanderthalers gevonden. Die dateren van ongeveer 40.000 jaar geleden. Al sinds mensenheugenis is de Maasvallei een populaire vestigingsplaats. Maar de geschiedenis van België gaat nog heel veel verder terug.

Mijnwerkers waren heel verbaasd toen ze in 1878 bij Bernissart, een dorpje ten westen van Mons, op enorme botten stuitten. Ze hadden geen idee van wat voor monster ze afkomstig konden zijn. De evolutietheorie van Darwin was vrij nieuw en nog lang niet algemeen aanvaard.

Uiteindelijk kwamen tientallen skeletten naar boven. Het bleek te gaan om iguanodons en het waren de eerste complete skeletten van dinosauriërs die ooit gevonden zijn. Waarschijnlijk zijn ze in een soort zinkgat gevallen, verdronken en naar de bodem gezonken. Zo konden hun resten 125 miljoen jaar lang redelijk intact blijven.

Negen iguanodons staan opgesteld in het Brusselse museum voor natuurwetenschappen, eentje bleef achter in Bernissart en kreeg een eigen museum. In de prachtige tentoonstelling gaat het daar niet alleen over dinosauriërs, er is ook veel aandacht voor geologie, het ontstaan van de Belgische bodem en de prachtige stenen en mineralen die daaruit naar boven komen.

Hoei

Hoei

Wielerliefhebbers kennen Hoei als de stad waar elk jaar de Waalse Pijl finisht. Maar Hoei is meer dan de Muur.

In het rijtje Ardennenklassiekers is de Waalse Pijl een vaste waarde. In 1985 stond ik er al eens langs de kant, het eerste jaar waarin de renners op de Muur van Hoei finishten. De zwarte slotklim bleek een succes. Elk jaar weer kent de koers er een spetterende ontknoping, zowel bij de mannen als bij de vrouwen – die dit jaar hun 25e editie van de Waalse Pijl reden.

37 jaar na mijn eerste bezoek stond ik opnieuw aan de finish op de Muur van Hoei. De Franse naam van de stad is Huy, en staat op de klim op het wegdek gekalkt. Hoe dichter opeen, hoe steiler de klim. Huy – Huy – Huy – tot je als fietser alleen die klank nog maar kunt uitbrengen. De Muur is een verraderlijk kreng, met in een van de bochten een stijgingspercentage van 23,6.

Maar Hoei is meer dan alleen de Muur. De wedstrijd van de vrouwen start bij het stadhuis op het intieme Grand Place. Midden op het plein staat Li Bassina, een eeuwenoude fontein en een van de vier ‘wonderen’ van de stad. De andere drie zijn de brug over de Maas, de kathedraal en de citadel. Achter het stadhuis liggen de kasseistraatjes van de oude stad, waar in een voormalig klooster een sympathiek lokaal museum gevestigd is.

Een van de pronkstukken in het plaatselijke museum is een fiets uit de 19e eeuw van het type Michaux. Een smeedijzeren frame, houten wielen met ijzeren velgen, loodzwaar. Op dit type fiets werd in 1869 in Hoei een van de eerste wielerwedstrijden van België verreden. Niet onterecht: met stadskeuren die dateren uit 1066 mag Hoei zich de oudste stad van België en zelfs van heel Noord-Europa noemen. Het was een weloverwogen keuze om vanaf het Grand Place in Hoei te vertrekken voor de eerste etappe van mijn Ronde van België.

Square Eddy Merckx

Bij een bescheiden plantsoen in een buitenwijk van Brussel startte mijn Ronde van België. Niet zomaar een plek.

Een paar zaken op een rij:

-De Ronde van België is een rittenkoers.

-Een rittenkoers begint met een proloog.

-De beste wielrenner aller tijden is Eddy Merckx, een Belg.

-Eddy Merckx leerde fietsen op het pleintje waar hij opgroeide, in een buitenwijk van Brussel.

-Een plantsoen aan dit pleintje draagt zijn naam en er staat een monument te zijner ere. 

-Mijn Ronde van België kan logischerwijs nergens anders starten dan aan dit ‘Square Eddy Merckx.’

Midden in de wijk Vogelzang in de Brusselse voorstad Sint-Pieters-Woluwe ligt het Goudvinkenplein. Zoals bijna alles in Brussel zijn de straatnaamborden er tweetalig: La Place des Bouvreuils vormt het hart van het Quartier du Chant d’Oiseau. Aan een paal in het kleine plantsoen dat op zijn beurt het hart vormt van het plein, hangt nog een bordje. ‘Eddy Merckx’ staat er in witte letters op, met linksboven de vermelding ‘square‘ en rechtsonder ‘plein’. Daarmee is het hoogstwaarschijnlijk het enige plein ter wereld dat geheel omsloten wordt door een ander plein. Een noodgreep. 

In België mogen geen straten worden vernoemd naar levende personen. Een autovrij plantsoen, ofwel ‘square’, mag wel. En dus eert Sint-Pieters-Woluwe haar beroemdste zoon met dit perkje tegenover het huis waar hij opgroeide. Er staat ook een monument, een staande steen met een portret van de wielergrootheid. Aan de voet ervan ligt een ronde steen waarop de belangrijkste van zijn 525(!) overwinningen bij de profs vermeld staan. 

Begeleid door vogelzang vanuit de bloeiende fruitbomen stapte ik gisteren, 6 april 2022, om kwart over negen ’s ochtends op de fiets voor de proloog van mijn Ronde van België. Een ronde van 72 kilometer door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met aankomst aan het Atomium. We zijn vertrokken.

Le Grand Départ

Op woensdag 6 april start mijn Ronde van België. Het officiële Grand Départ vindt plaats in Brussel, waar ik de proloog rijd. 

Niet alleen heb ik mij in het hoofd gehaald de geschiedenis van België en van de koers te boek te stellen, ik tekende ook nog eens ruim 3600 kilometer aan te fietsen routes uit. Mijn verkenningstocht door het land is opgedeeld in een proloog en zeven etappes. De fiets staat klaar, een sticker van de hoofdsponsor op de fietstas – zon op al je wegen.

Op woensdag 6 april sta ik aan het vertrek van de proloog, die me door en rond Brussel voert. Voor het Grand Départ zal ik het startpodium beklimmen aan het Goudvinkenplein in de voorstad Sint-Pieters-Woluwe. De aankomst ligt ruim 72 kilometer verder, aan de voet van het Atomium. 

In 1967 kende de Ronde van Frankrijk de primeur van een proloog – letterlijk pro logos, een voor-woord – in dit geval een tijdrit van 5,775 kilometer. Een ouverture, vooral bedoeld om een eerste klassement te kunnen opmaken. De proloog van mijn Ronde van België heeft een vergelijkbare functie: het is een eerste kennismaking met het land, de geschiedenis en de bevolking.

Later in april stap ik op voor de eerste etappe van 640 kilometer door Wallonië. Vergeleken daarmee is mijn eerste rit door Brussel niet meer dan een opwarmertje, al is 72 kilometer voor een proloog wat aan de lange kant. Monsieur le coureur, au départ!’

De Ronde

Een boek over België en de koers – en ook het bijbehorende blog – is niet volledig als De Ronde ontbreekt. Daags voor mijn eigen Grand Départ in Brussel stond ik vooraan bij de Hoogmis van de Vlaamse wielersport.

In de belangrijkste koers van de Belgische wielerkalender kwam de regerend kampioen van België als eerste over de streep. Is dat op zichzelf al een grootse prestatie, in de Ronde van 2022 ging het bovendien om de editie voor vrouwen. Het programma Sportweekend opende op zondag 3 april niet met voetbal of de koers bij de mannen: een juichende Lotte Kopecky in haar nationale kampioenstrui vulde het openingsbeeld. Voor het eerst in twaalf jaar, en pas de tweede keer in de geschiedenis, won een Belgische renster Vlaanderens Mooiste.

Wanneer ik komende woensdag in Brussel opstap voor de proloog van mijn Ronde van België, heb ik er een trainingskamp van drie weken opzitten. Ik fietste over de heuvels en kasseien van de Vlaamse Ardennen, schoof aan in koerscafés, moedigde renners en rensters aan in Nokere Koerse, de E3-Prijs Harelbeke en Gent-Wevelgem. Maar niets, werkelijk helemaal niets laat zich vergelijken met een dagje Ronde. En dan was ik dit jaar alleen nog maar in Oudenaarde. De ploegenpresentatie van de vrouwenwedstrijd, een doorkomst van de mannen en aan het einde van de middag de finish van beide koersen aan de rand van de stad.

Winnaar bij de mannen Mathieu van der Poel kreeg een daverend applaus bij zijn huldiging. Toch stak dat wat lauwtjes af bij het daverende gejuich dat losbarstte toen Lotte Kopecky op het podium verscheen. De Belgische koersliefhebbers hebben een nieuwe held in hun hart gesloten. Voor altijd zal Kopecky een winnaar van de Ronde van Vlaanderen zijn.

Om een begin te maken België, de Belgen en hun band met de wielersport een beetje te begrijpen, moest ik deze dag beleven. En nog heb ik het gevoel dat ik maar de helft heb meegekregen. Maar op zijn minst ben ik klaar voor mijn eigen Ronde. De benen voelen goed en het koersgevoel is volop aanwezig. Leve De Ronde!

KOERS

KOERS

In het hart van wielerminnend Vlaanderen ligt de stad Roeselare en in het hart van Roeselare staat KOERS, museum voor de wielersport.

In de entreehal geen vloerbedekking, maar kasseien: het KOERS-museum heeft alle details op orde. Dat mag ook wel, in de stad die de eerste Belgische winnaar van de Tour de France en niet minder dan vier wereldkampioenen voortbracht. De vaste expositie begint met de geschiedenis van de fiets, van de eerste loopfiets en de hoge bi tot de laatste modellen.

Elders in het gebouw kunnen liefhebbers hun vingers aflikken bij de uitstallingen van shirts, trofeeën, affiches en alles wat verder maar met de edele wielersport te maken heeft. Daar horen vanzelfsprekend ook racefietsen bij. Eentje met houten velgen waarop Hector Martin in 1924 het Azencriterium reed, maar ook latere modellen van grootheden als Eddy Merckx, Annemiek van Vleuten of Fabian Cancellara.

Een apart deel van de vaste epositie is gewijd aan Jean-Pierre Monseré. De populaire renner uit Roeselare werd op zijn eenentwintigste wereldkampioen bij de profs, maar verongelukte het voorjaar daarop tijdens een wedstrijd. Brokstukken van de fiets waarmee hij op een auto knalde, markeren het abrupte einde van zijn loopbaan en zijn leven.

Ik dook in het museumarchief om er onderzoek te doen voor mijn boek De Ronde van België. Een schatkamer vol boeken, tijdschriften en documenten. Werkelijk alles is er te vinden. Als het wielerverleden van België nu nog geheimen voor me heeft, dan kan dat alleen zijn omdat ik niet goed gezocht heb. 

Streuvels, Bartali en Van Wijnendaele

Tijdens mijn verblijf in Het Lijsternest, de voormalige woning van Stijn Streuvels, deed ik een mooie ontdekking. De Vlaamse schrijver was liefhebber van de koers. 

Ik heb het voorrecht twee weken te mogen logeren in schrijversresidentie Het Lijsternest in Ingooigem. Aan de schrijftafel achter een van de beroemdste ramen uit de literatuur – uitzicht op het golvende Vlaamse land en de Tiegemberg – kan ik in alle rust werken.

Een van mijn voorgangers schreef hier een boekje over Streuvels en diens liefde voor de fiets. Daarin schetst Patrick Cornillie hoe de gelouterde schrijver graag op zijn velo stapte voor een rondje door de omgeving, tot op hoge leeftijd zelfs. En meer dan eens stond hij langs de kant van de weg om de renners aan te moedigen. De Ronde van Vlaanderen passeerde hier voor zijn deur, eenmaal zelfs het WK – in 1957.

De koers Brussel-Ingooigem finishte op honderd meter van het huis. In 1952 overhandigde Streuvels de bloementuil aan winnaar Germain Derycke. Op Het Lijsternest ontving hij ooit Tour- en Girowinnaar Gino Bartali, toen die in het dorp logeerde. Karel Van Wijnendaele, grondlegger van de Ronde van Vlaanderen, was een graag geziene gast. Het bevestigt me in de overtuiging die ik al langer heb: literatuur en koers sluiten elkaar geenszins uit. Integendeel. Dit worden inspirerende weken.

Voorbeschouwing

Regelmatig kom ik in België en elke keer weer verbaast het me hoe beschamend weinig ik weet van het land, van de geschiedenis, de inwoners.

Voor de meeste Nederlanders zijn onze naaste buren vreemden, hun land een obstakel op de route naar zuidelijker bestemmingen. Dat alles zeer ten onrechte.

Met de jaren ben ik steeds een beetje meer van België gaan houden. Daarnaast houd ik van reizen, van schrijven, van geschiedenis, van fietsen – in het bijzonder van de koers. De beslissing om die liefdes samen te voegen was snel genomen, de werktitel volgde als vanzelf.

De Ronde van België zal het worden: een boek en een liefdesverklaring in een. Op de fiets trek ik door het land, een tocht van ruim 3600 kilometer. Het fietszadel is mijn observatieplatform. Onderweg noteer ik wat ik zie, wat me opvalt. Ik voer gesprekken, bezoek musea, schuif aan in kroegen en sta tussen de supporters als de koers voorbijkomt.

De proloog in Brussel rijd ik in april 2022, aansluitend volgen zeven etappes. In juni 2023 verwacht ik de hele route te hebben voltooid. Ja, ik neem de tijd. Het is geen wedstrijd met etappewinnaars en een klassement, mijn Ronde van België voert over trage wegen. In dit blog doe ik verslag, noem het een making-of. Een prelude op het boek dat naar verwachting in het voorjaar van 2024 zal verschijnen.