Brussel en De Friezen

Ooit resideerden de hertogen van Bourgondië aan de rand van het centrum van Brussel, in hun Paleis op de Coudenberg. In 1731 brandde het paleiscomplex af en met de tijd verdwenen ook de laatste resten in de vergetelheid. De herontdekking bracht verrassende details aan het licht.

Anderhalf jaar geleden verscheen mijn boek De Friezen. De ontvangst was goed, de verkoop zo mogelijk nog beter en met regelmaat geef Ik er lezingen over. Ondertussen werk ik hard aan De Ronde van België en in mijn hoofd schakel ik veel tussen beide thema’s.

Toen de Provincie Fryslân mij uitnodigde om in Brussel een lezing te geven op de jaarlijkse Fryslan Dei, raakten beide boeken elkaar even. En er bleken dwarsverbanden te zijn. Friezen vertellen graag het verhaal van Gemme van Burmania. Deze edelman uit Ferwerd vertegenwoordigde het gewest Friesland toen Karel V in 1555 de macht overdroeg aan Filips II. Dat gebeurde in Brussel. Van Burmania accepteerde weliswaar Filips II als zijn nieuwe vorst, maar weigerde voor hem te knielen. ‘Wij Friezen knibbelje alinne foar God,’ zou hij gezegd hebben – ‘Wij Friezen knielen alleen voor God.’

Plaats van handeling – of weigering – was de Aula Magna van het Coudenbergpaleis in Brussel. Na de latere brand bleven de geblakerde resten van de feestzaal nog een tijd staan, om uiteindelijk gesloopt te worden. Bij die sloopwerken kwam een deel van de vloer in de kelders terecht. Opgravingen in 1999 brachten die kelders aan het licht. Sindsdien is het Coudenbergpaleis een archeologische site, open voor bezoekers. Pal onder het Koningsplein ligt een deel van de ingestorte vloer van de Aula Magna waarover Karel V en Filips II voortschreden en waarop de Friese edelman Gemme van Burmania weigerde te knielen.

Lees- en schrijfwerk

Na het veldwerk wacht de schone taak uit alle opgedane ervaringen een samenhangend verhaal te destilleren. Inmiddels staat de proloog er helemaal op en ben ik bezig aan het volgende hoofdstuk: de Waalse Pijl.

Mijn poging België en de Belgen te doorgronden is veel meer dan een fietsreis door het land, er komt ook heel wat leeswerk aan te pas. De stapel geraadpleegde literatuur neemt steeds nadrukkelijker bezit van mijn werkkamer.

Ontmoetingen

Onderweg tijdens mijn Ronde blijkt voortdurend dat België een echt wielerland is. Soms hoef ik maar ergens te stoppen met de fiets, of iemand begint al een praatje over de koers. En soms ga ik naar verhalen op zoek. Hieronder in drie korte verslagjes van bijzondere ontmoetingen. De uitgebreide verhalen komen in het boek te staan.

Carlito in Tielt is een koerscafé van de buitencategorie. Eigenaar Lode Bogaert verleent af en toe hand-en spandiensten aan wielerploegen en heeft veel connecties in het wielerwereldje. In twintig jaar tijd heeft hij een duizelingwekkende collectie opgebouwd. De zaak hangt en staat vol trofeeën, bloementuilen, shirts (al dan niet gesigneerd), petjes, fietsen en meer. En dan nog zegt Lode dat hij lang niet alles wat hij heeft kwijt kan. Het is er trouwens ook goed eten, de Spaghetti Carlito kan ik warm aanbevelen aan iedereen die een pittige fietstocht in de omgeving van Tielt voor de boeg heeft.

Op een boogscheut van de plek waar hun grootvader zijn roemruchte fietsenfabriek ‘Flandria’ had, openden drie kleinzoons van Pol Claeys eerder dit jaar hun Café Vitesse. De naam is een tikkeltje misleidend, naast een bescheiden koerscafé is dit in de eerste plaats een enorme fietsenzaak. Prominent in de winkel staat de fiets van opa opgesteld, natuurlijk een echte Flandria. Van 1957 tot 1979 sponsorde Pol Claeys met zijn bedrijf de succesvolste wielerploeg aller tijden. De renners van zijn rood-witte brigade wonnen nagenoeg alles wat er te winnen valt, behalve het eindklassement van de Tour de France. Zijn kleinzoons Alexander, Lorenz en Mathieu zetten nu in Veldegem de koerstraditie van de familie voort. Alexander vertelde me over de winkel, later die avond trakteerden zijn grootmoeder en twee ‘nonkels’ mij op prachtige verhalen uit het Flandria-tijdperk.

Nog een ‘kleinzoon van.’ Marniek Kint poseert bij het bordje op de gevel van zijn zaak: P.V.B.A. Marcel KINT – VELOS in T’ GROOT. ‘Het Salon’ is de voormalige woonkamer van het huis van oud-wereldkampioen Marcel Kint, even buiten het stadscentrum van Kortrijk. Achter het huis had hij zijn werkplaats, waar hij na zijn loopbaan als renner zijn eigen fietsen ging maken. Die werkplaats is nog vrijwel helemaal intact en Marniek en zijn broer zijn de derde generatie fietsenbouwers. Onveranderd prijkt de naam van opa Marcel trots op de handgemaakte fietsen. In het salon kunnen klanten zich een exemplaar aan laten meten. In de hal staat een bescheiden vitrine met trofeeën van Marcel Kint, aan de wanden hangen foto’s uit zijn gloriedagen.

Oudenaarde

Koers, cultuur, bier en historie: Oudenaarde heeft het allemaal – en in overdaad

Met het Centrum Ronde van Vlaanderen en sinds 2012 ook de finish van De Ronde, heeft Oudenaarde zich in het hart van de Vlaamse koersgekte gemanoeuvreerd. De start van de vrouwenwedstrijd op de Markt, de passage van de mannen aan het stadhuis en aan het einde van de koersdag de aankomst tegen het decor van de toren van de Sint-Walburgakerk: de beelden zullen koersliefhebbers kunnen dromen.

Maar zelfs al zijn de coureurs vertrokken en is de rust weergekeerd, dan nog loont het in de stad aan de Schelde te blijven. In het stadhuis is het MOU gevestigd, het stadsmuseum dat onder andere een collectie van de befaamde Oudenaardse wandtapijten tentoonstelt. Met ook nog eens een fraai Begijnhof en meer dan honderd beschermde monumenten, is de stad op het gebied van architectuur royaal bedeeld.

In het voorstadje Ename liggen abdijruïnes uit de tiende eeuw, een archeologisch museum voorziet in tekst en uitleg. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de brouwerijen, of de fietsroutes door de Vlaamse Ardennen – die meteen buiten Oudenaarde opdoemen.

Bosberg

Bosberg

Was de Bosberg een gedicht,

kort en krachtig zou het zijn.

Veel wit tussen de regels.

Meer dan de kasseien

tekenen spaties die hen scheiden

het karakter van de klim.

Een berg van weinig woorden.

Geraardsbergen

De befaamde Muur van Geraardsbergen is meer dan wielrennen alleen.

Hoewel de Ronde van Vlaanderen er in de afgelopen edities aan voorbijging, zijn weinig beklimmingen zo iconisch als de Muur van Geraardsbergen. Koersen werden er beslist, reputaties gemaakt en gekraakt en zelfs de allergrootste renners moesten er soms van de fiets. Nog dagelijks worstelen wielerliefhebbers zich over de kasseien naar boven. Ze zijn niet de enigen.

De Onze-Lieve-Vrouwekapel net onder de top is populair bij gelovigen, getuige de vele tientallen brandende kaarsen en de hoeveelheid ex-voto’s aan de wanden. De heuvel wordt ook wel de Kapelmuur genoemd. Een andere naam is de Oudenberg. Voordat het christendom zich over het huidige België verspreidde, was hier waarschijnlijk al een Keltische cultusplaats. De feesten van Krakelingen en Tonnekensbrand die jaarlijks op de Oudenberg plaatsvinden, hebben hun oorsprong in voorchristelijke tradities.

Voor de inwoners van Geraardsbergen is de Muur bovendien een stadspark. Ze laten er hun hondje uit, flaneren er een beetje of gaan uit eten bij taverne ’t Hemelrijck, vlak onder de top. Gelukkig komt er ook nog met enige regelmaat een koers voorbij. Ik zag de renners twee keer passeren tijdens de Brussels Cycling Classic. Een scherprechter was de Muur in die wedstrijd niet, daarvoor lag de klim te ver van de finish. Maar er zijn weinig plekken waar de dramatiek van de wielersport zich zo intens laat beleven.

Borgerhout

De wielergeschiedenis van Antwerpen balt zich samen in de wijk Borgerhout.

Een oude volkswijk is het. Ga vanuit het Centraal Station van Antwerpen niet linksaf het centrum in, maar sla rechtsaf en je staat middenin Borgerhout. Ooit een dorpje, nu in ieder opzicht een van kleurrijkste wijken van ’t Stad. De wieg van Stan Ockers stond er, de grootste renner uit de Antwerpse wielergeschiedenis.

Constant – Stan – Ockers werd wereldkampioen in 1955, hetzelfde jaar waarin hij in zowel de Waalse Pijl als in Luik-Bastenaken-Luik zegevierde. De Waalse Pijl had hij ook 1953 gewonnen, evenals de Ronde van België. Twee keer mocht Ockers aan het einde van de Tour de France de groene trui van het puntenklassement aantrekken. Een noodlottige val op de piste van het Sportpaleis van Antwerpen maakte een einde aan zijn leven.

Antwerpen eert Ockers met een straat en in De Roma, de concertzaal in Borgerhout, staat een borstbeeld van hem. Nog meer tot de verbeelding spreekt zijn fiets. Die hangt pal naast een wandvullend portret van zijn berijder in Café Mombasa in Borgerhout.

De uitbater van Café Mombasa is de ‘nonkel’ van Victor Campenaerts, de meest succesvolle Antwerpse renner van het moment. Toen Campenaerts in 2019 het werelduurrecord aanviel – en brak – ontplofte Café Mombasa. Als eerste renner ooit legde hij in een uur tijd meer dan 55 kilometer af. .

Knooppunt 01

Knooppunt 01 van het fietsroutenetwerk in Belgisch Limburg is een mijlpaal, in meer dan één opzicht.

Niet de Zimmertoren in Lier, niet het Brabants trekpaard en zelfs niet het Trappistenbier van Westvleteren: in 2006 verkozen de Vlamingen het fietsroutenetwerk tot Achtste Wereldwonder. De verkiezing was een initiatief van Radio 2, aan de finale deden de winnaars van provinciale voorrondes mee en de Limburgse inzending won.

Omdat zijn vrouw er genoeg van had om op haar fietstochtjes telkens maar af te stappen en de kaart te raadplegen, kwam mijningenieur Hugo Bollen in 1990 op het idee van een netwerk van knooppunten. In de mijnen werd een dergelijk systeem gebruikt om in de gangenstelsels de weg te kunnen vinden. Ook bovengronds bleek het systeem uitstekend te functioneren.

De eerste 350 kilometer fietsroutenetwerk zette Bollen uit in de omgeving van Bree, het knooppunt 01 kwam even buiten het dorpje Ellikom te liggen. Binnen de kortste keren werd het knooppuntenfietsen razend populair en verspreidde het systeem zich over Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Duitsland.

Een andere mijlpaal: ter hoogte van knooppunt 01 voltooide ik de eerste 1000 kilometer van mijn Ronde van België.

Valkenburg

Valkenburg is de wielerhoofdstad van Nederland, maar wel met een stevig Belgisch accent.

De Belg Marcel Kint werd in 1938 wereldkampioen wielrennen op de Cauberg in Valkenburg, tien jaar later presteerde zijn landgenoot Briek Schotte hetzelfde. Op een enorme foto aan de wand in brasserie Saga, aan de voet van de Geulhemmerberg, is te zien hoe de kopgroep met Briek Schotte in 1948 precies op die plek de hoek om kwam stuiven. De foto is gemaakt door Tonny Strouken, toen elf jaar en in de leer bij de Gazet van Limburg. Het was het begin van een carrière als wielerfotograaf die vijftig jaar zou duren.

Dat ik Stroucken tref bij Saga is puur toeval. Hij vertelt over zijn indrukwekkende loopbaan, waar in hij onder andere werkte voor de Belgische krant Het Laatste Nieuws. Zijn meest bijzondere foto’s, zo zegt hij zelf, maakte hij in 1969 tijdens de eerste Tour de France die Eddy Merckx won.

Officieel is Saga geen wielercafé, maar eigenaar Iwan Linckens verzamelt van alles wat met de koers te maken heeft. Behalve met foto’s hangt de zaak vol shirts, petjes, bidons en fietsen. Linckens heeft zo zijn connecties: hij is mede-organisator van La Eroica, de bekende retro-koers, en is ook betrokken bij de organisatie van de Amstel Gold Race. En hij kent nog iemand die ik beslist moet spreken.

Emile Peerenbooms, zoon van een Belgische vader en een Nederlandse moeder, begon zijn Belgisch Rijwielhuis toen hij twintig jaar oud was. Vijfenzestig jaar later is hij nog altijd bijna dagelijks in zijn zaak te vinden. Uitgebreid vertelt hij over zijn werk als ‘mekanieker’ voor onder andere Joop Zoetemelk, de ploegen die hij sponsorde en de vele renners waarmee hij bevriend is. In de werkplaats poseren we samen met een Belgische kampioenstrui, gesponsord door BRH uit Valkenburg.

Tongeren

De geschiedenis van Tongeren, de startplaats van de tweede etappe, gaat terug tot de Romeinse tijd.

Met een beetje goede wil kunnen we Ambiorix beschouwen als de Vader aller Belgen. Op zijn minst is hij de eerste Belg die in de geschiedenisboeken opduikt. Onder zijn aanvoering hakte een leger van Gallische Belgae in 54 v. Chr de Romeinen in de pan, noteerde Julius Caesar. Aan zijn heldhaftige optreden hield Ambiorix weinig meer over dan een standbeeld op de Markt van Tongeren. De Romeinen kwamen terug, maakten alsnog korte metten met de Galliërs en stichtten de stad Atuatuca Tongrorum. 

Niet alleen in de naam van de stad Tongeren weerklinkt het Romeinse verleden. Bovengronds zijn er nog resten te vinden van de Romeinse stadsomwalling uit de vierde eeuw en het Gallo-Romeins Museum toont veel vondsten uit die periode. Maar de meest indrukwekkende archeologische schatkamer bevindt zich ondergronds. 

Verscholen onder de vloer van de Onze-Lieve-Vrouwwebasiliek ligt het Teseum. Twintig eeuwen aan bodemarchief, opengeslagen alsof het een boek is. Fundamenten van de kerk zelf, maar ook resten van de Romeinse stadsomwalling uit de vierde eeuw en van middeleeuwse stadsmuren uit de tiende en de twaalfde eeuw. Stille getuigen van een immer uitdijende stad. Het kwam allemaal bij toeval aan het licht tijdens een verbouwing van de kerk.