Knooppunt 01

Knooppunt 01 van het fietsroutenetwerk in Belgisch Limburg is een mijlpaal, in meer dan één opzicht.

Niet de Zimmertoren in Lier, niet het Brabants trekpaard en zelfs niet het Trappistenbier van Westvleteren: in 2006 verkozen de Vlamingen het fietsroutenetwerk tot Achtste Wereldwonder. De verkiezing was een initiatief van Radio 2, aan de finale deden de winnaars van provinciale voorrondes mee en de Limburgse inzending won.

Omdat zijn vrouw er genoeg van had om op haar fietstochtjes telkens maar af te stappen en de kaart te raadplegen, kwam mijningenieur Hugo Bollen in 1990 op het idee van een netwerk van knooppunten. In de mijnen werd een dergelijk systeem gebruikt om in de gangenstelsels de weg te kunnen vinden. Ook bovengronds bleek het systeem uitstekend te functioneren.

De eerste 350 kilometer fietsroutenetwerk zette Bollen uit in de omgeving van Bree, het knooppunt 01 kwam even buiten het dorpje Ellikom te liggen. Binnen de kortste keren werd het knooppuntenfietsen razend populair en verspreidde het systeem zich over Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Duitsland.

Een andere mijlpaal: ter hoogte van knooppunt 01 voltooide ik de eerste 1000 kilometer van mijn Ronde van België.

Valkenburg

Valkenburg is de wielerhoofdstad van Nederland, maar wel met een stevig Belgisch accent.

De Belg Marcel Kint werd in 1938 wereldkampioen wielrennen op de Cauberg in Valkenburg, tien jaar later presteerde zijn landgenoot Briek Schotte hetzelfde. Op een enorme foto aan de wand in brasserie Saga, aan de voet van de Geulhemmerberg, is te zien hoe de kopgroep met Briek Schotte in 1948 precies op die plek de hoek om kwam stuiven. De foto is gemaakt door Tonny Strouken, toen elf jaar en in de leer bij de Gazet van Limburg. Het was het begin van een carrière als wielerfotograaf die vijftig jaar zou duren.

Dat ik Stroucken tref bij Saga is puur toeval. Hij vertelt over zijn indrukwekkende loopbaan, waar in hij onder andere werkte voor de Belgische krant Het Laatste Nieuws. Zijn meest bijzondere foto’s, zo zegt hij zelf, maakte hij in 1969 tijdens de eerste Tour de France die Eddy Merckx won.

Officieel is Saga geen wielercafé, maar eigenaar Iwan Linckens verzamelt van alles wat met de koers te maken heeft. Behalve met foto’s hangt de zaak vol shirts, petjes, bidons en fietsen. Linckens heeft zo zijn connecties: hij is mede-organisator van La Eroica, de bekende retro-koers, en is ook betrokken bij de organisatie van de Amstel Gold Race. En hij kent nog iemand die ik beslist moet spreken.

Emile Peerenbooms, zoon van een Belgische vader en een Nederlandse moeder, begon zijn Belgisch Rijwielhuis toen hij twintig jaar oud was. Vijfenzestig jaar later is hij nog altijd bijna dagelijks in zijn zaak te vinden. Uitgebreid vertelt hij over zijn werk als ‘mekanieker’ voor onder andere Joop Zoetemelk, de ploegen die hij sponsorde en de vele renners waarmee hij bevriend is. In de werkplaats poseren we samen met een Belgische kampioenstrui, gesponsord door BRH uit Valkenburg.

Tongeren

De geschiedenis van Tongeren, de startplaats van de tweede etappe, gaat terug tot de Romeinse tijd.

Met een beetje goede wil kunnen we Ambiorix beschouwen als de Vader aller Belgen. Op zijn minst is hij de eerste Belg die in de geschiedenisboeken opduikt. Onder zijn aanvoering hakte een leger van Gallische Belgae in 54 v. Chr de Romeinen in de pan, noteerde Julius Caesar. Aan zijn heldhaftige optreden hield Ambiorix weinig meer over dan een standbeeld op de Markt van Tongeren. De Romeinen kwamen terug, maakten alsnog korte metten met de Galliërs en stichtten de stad Atuatuca Tongrorum. 

Niet alleen in de naam van de stad Tongeren weerklinkt het Romeinse verleden. Bovengronds zijn er nog resten te vinden van de Romeinse stadsomwalling uit de vierde eeuw en het Gallo-Romeins Museum toont veel vondsten uit die periode. Maar de meest indrukwekkende archeologische schatkamer bevindt zich ondergronds. 

Verscholen onder de vloer van de Onze-Lieve-Vrouwwebasiliek ligt het Teseum. Twintig eeuwen aan bodemarchief, opengeslagen alsof het een boek is. Fundamenten van de kerk zelf, maar ook resten van de Romeinse stadsomwalling uit de vierde eeuw en van middeleeuwse stadsmuren uit de tiende en de twaalfde eeuw. Stille getuigen van een immer uitdijende stad. Het kwam allemaal bij toeval aan het licht tijdens een verbouwing van de kerk.